Burn-out

Image
Drie breins met batterij die  zich ontladen

De sociale partners zagen het voorkomen van burn-out bij werknemers reeds als een belangrijke maatschappelijke uitdaging in hun werkprogramma voor de jaren 2017-2018.

Zij hebben de afgelopen jaren een voortrekkersrol opgenomen door een aanpak uit te werken die de ondernemingen en de sectoren kunnen gebruiken om te voorkomen dat werknemers uitvallen met psychosociale klachten in het algemeen en burn-out in het bijzonder (zie advies nr. 2.080 van 27 februari 2018).

Zij hebben deze aanpak ook uitgetest op het terrein in het kader van pilootprojecten in een beperkt aantal ondernemingen. Na evaluatie van deze projecten door een aantal academische experten hebben zij nu een beter zicht op wat werkt (zie advies nr. 2.330 van 29 november 2022).

Zij wensen daarom dat op grotere schaal initiatieven worden genomen in de ondernemingen en door de sectoren voor de preventie van burn-out en dat die uitgaan van deze goede praktijk.

Daarom richt de Raad op 8 november 2023 de aanbeveling nr. 30 aan de ondernemingen en de sectoren met 6 aanbevelingen voor de acties die in de ondernemingen ondernomen worden voor psychosociaal welzijn en preventie van burn-out in het bijzonder.

 

Op 23 maart 2021 besliste de Raad in zijn advies nr. 2207 om in 2022 geen nieuwe cyclus van pilootprojecten op te starten.

In de regelgeving is voorzien dat de minister van Werk de beslissing neemt om een cyclus van pilootprojecten op te starten op advies van de Raad. Dit advies dient gegeven te worden uiterlijk op 1 april van het jaar voorafgaand aan het opstarten van deze cyclus.

In zijn advies nr. 2.357 van 28 maart 2023 vroeg de Raad om in 2024 een nieuwe cyclus van pilootprojecten Innovatieve arbeidsorganisatie te kunnen opstarten (zie het themadossier "Innovatieve arbeidsorganisatie"). Er zullen dus geen pilootprojecten inzake de primaire preventie van burn-out geselecteerd worden in 2024.

Hieronder vindt u:

1. Informatie over de pilootprojecten (en de voorwaarden waaraan de projecten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een subsidie).

2.Informatie over de evaluaties van de pilootprojecten die in 2018 en 2019 werden opgestart en ondertussen afgelopen zijn.

3. De aanbevelingen van de Raad voor de acties die in de ondernemingen ondernomen worden voor psychosociaal welzijn en preventie van burn-out in het bijzonder.

1. Pilootprojecten voor primaire preventie van burn-out op het werk – Wat?

a. Wie nam het initiatief? 

De sociale partners nemen het initiatief om pilootprojecten voor de primaire preventie van burn-out te ondersteunen, in het kader van de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2017-2018 en de prioriteit die hierin aan de burn-outproblematiek wordt gehecht.

Aan hun advies nr. 2.080 ter zake wordt uitvoering gegeven door een regeling in de wet en bij koninklijk besluit (zie voor het advies nr. 2.080 en de regelgeving onderaan de tekst van dit dossier).

De projecten worden gefinancierd door de bijdragen die de ondernemingen storten voor de risicogroepen. De sociale partners werken voor dat initiatief nauw samen met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. 

b. De stand van zaken?

Tweemaal werden een aantal pilootprojecten geselecteerd voor subsidie, in 2018 en 2019. Nadien werd de nadruk gelegd op de opvolging en evaluatie van deze projecten. De mogelijkheid werd gegeven om de projecten te verlengen gezien de Covid-gezondheidscrisis.

Op 2 juni 2021 bracht de Raad een advies nr. 2.218 uit met een evaluatie van de pilootprojecten van de eerste cyclus (aanvragen ingediend in 2018).

Op 29 november 2022 volgde het advies nr. 2.330 met de evaluatie van de projecten van de tweede cyclus (aanvragen ingediend in 2019).

In bijlage bij deze adviezen werd een executive summary van het syntheseverslag van de academische experten over deze projecten gevoegd.

 

Op 23 maart 2021 besliste de NAR in zijn advies nr. 2207 om in 2022 geen nieuwe cyclus van pilootprojecten op te starten.

In de regelgeving is voorzien dat de minister van Werk de beslissing neemt om een cyclus van pilootprojecten op te starten op advies van de Raad. Dit advies dient gegeven te worden uiterlijk op 1 april van het jaar voorafgaand aan het opstarten van deze cyclus.

In zijn advies nr. 2.357 van 28 maart 2023 vroeg de Raad om in 2024 een nieuwe cyclus van pilootprojecten Innovatieve arbeidsorganisatie te kunnen opstarten (zie het themadossier "Innovatieve arbeidsorganisatie"). Er zullen dus geen pilootprojecten inzake de primaire preventie van burn-out geselecteerd worden in 2024.

 

c. Voorwaarden voor de pilootprojecten?

   
De informatie hieronder in verband met de pilootprojecten is gebaseerd op de regelgeving ter zake. Zoals hiervoor gesteld, zal slechts een nieuwe cyclus pilootprojecten opgestart worden wanneer hiertoe in het voorafgaande jaar een beslissing wordt genomen door de minister van Werk (op advies van de Raad; dit advies wordt gegeven uiterlijk op 1 april van het voorafgaande jaar).  
   

Welke types van projecten krijgen een subsidie?

De subsidies zijn bestemd voor pilootprojecten die een geïntegreerde en pluridisciplinaire aanpak vooropstellen van de primaire preventie van psychosociale risico's op het werk en burn-out in het bijzonder.

Met geïntegreerde aanpak wordt bedoeld dat de verschillende actoren van de onderneming worden betrokken bij de opzet, de invoering en de uitvoering van de projecten. Het verdient aanbeveling om projecten van meet af aan in het sociaal overleg (voor kmo’s met betrokkenheid van de werknemers) uit te werken en te bespreken.

Het pluridisciplinaire karakter van het project veronderstelt een aanpak die verder reikt dan één enkele dimensie en die verschillende aspecten van de burn-outproblematiek beslaat (zoals de arbeidsorganisatie en productieprocessen, het competentie- en talentmanagement, de arbeidsomstandigheden, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsrelaties, de gezondheid, de leiderschapsontwikkeling enz.).

In de projecten worden onder andere acties in één of meerdere van de volgende fasen opgezet:

  • De informatie en sensibilisering;
  • Het bepalen van preventiemaatregelen;
  • De toepassing van maatregelen, waaronder inzonderheid maatregelen die betrekking hebben op opleiding, sensibilisering, bedrijfscultuur, competentiemanagement, leiderschapsontwikkeling;
  • De evaluatie van deze maatregelen.

De sociale partners hebben een aan de arbeidswereld aangepaste operationele aanpak willen uitwerken, die met verschillende aspecten rekening houdt om de primaire preventie te ontwikkelen en zo het optreden van burn-out te vermijden, door performante en werkbare arbeidsorganisaties aan te moedigen die de motivatie van de werknemers kunnen bevorderen en versterken.

Het is de bedoeling dat heel breed, innovatief en resultaatgericht wordt gewerkt in de verschillende fasen waarop de pilootprojecten kunnen gebaseerd zijn. Er moet niet per se in elke onderneming op alle mogelijke aspecten gewerkt worden. Het komt erop aan om een snelle en duidelijke situatieschets te maken van de onderneming, waardoor de knel- en verbeterpunten concreet naar voren komen. Het is vervolgens aan de onderneming en haar overlegorganen, daar waar ze bestaan, om te beslissen op welke punten zij verder werken. Die acties kunnen bijvoorbeeld de vorm aannemen van bewustmaking, opleiding, intentieverklaring, cultuur van vertrouwen, expertise, groepsproject, ontwikkeling van een bepaalde aanpak, evaluatie van de doelstellingen, ervaringen, resultaten, methodes. Het is raadzaam de mogelijke te voeren acties en verwachte resultaten in het kader van de pilootprojecten te koppelen.

Die methodologische aanpak is op elk arbeidstype van toepassing, ongeacht het kwalificatieniveau van de werknemers.

Bij het advies nr. 2.080 van 27.02.2018 is een schema gevoegd (terug te vinden onderaan deze pagina) dat de voorgestane aanpak weergeeft.

Aan welke voorwaarden moeten deze projecten voldoen? 
 

1. Ze moeten de primaire preventie van burn-out tot doel hebben.

De subsidies zijn bedoeld voor projecten voor de primaire preventie van burn-out.

Primaire preventie komt eerst en beoogt het voorkomen van burn-out door werkeisen en hulpmiddelen in balans te brengen en performante en duurzame arbeidsorganisaties aan te moedigen waardoor de motivatie van de werknemers bevorderd en verstrekt wordt. 

Secundaire preventie (detecteren van de eerste symptomen van een burn-out en het verlenen van bijstand aan personen in moeilijkheden) en tertiaire preventie (er is schade door burn-out en gewoonlijk wordt de persoon bij zijn terugkeer naar het werk begeleid) komen niet aan bod in die projecten.

2. Er moet een beroep op een deskundige begeleidende organisatie/begeleider worden gedaan.

De aanvragen moeten worden ingediend met een deskundige begeleidende organisatie/projectbegeleider die ervaring en een expertise van minimaal 3 jaar in het begeleiden van ondernemingen op het vlak van preventie van psychosociale risico's op het werk kan aantonen (meer bepaald op het vlak van het bepalen en toepassen van preventiemaatregelen met betrekking tot psychosociale risico's op het werk) in het kader van een geïntegreerde en pluridisciplinaire aanpak, en met respect voor het sociaal overleg.

3. Er moeten collectieve acties worden ontwikkeld.

Om subsidies te krijgen, moeten acties van collectieve aard worden opgezet in de projecten, d.w.z. acties die betrekking hebben op de organisatie in haar geheel, op groepen van werkplekken of functies. Individuele begeleiding van werknemers die het slachtoffer zijn van burn-out, komt niet in aanmerking voor het verkrijgen van een subsidie.

4. Alle partijen in kwestie moeten erbij betrokken worden. 

Bij de uitvoering van het project moeten de werknemers worden betrokken, het comité voor preventie en bescherming op het werk (of bij ontstentenis hiervan, de vakbondsafvaardiging) – als die in de onderneming aanwezig zijn –, de diensten voor preventie en bescherming op het werk, de afdeling human ressources, de eventuele sociale dienst en elke andere persoon die kan bijdragen tot het slagen van het project.

5. Er mogen geen voordien al gerealiseerde acties opgezet worden, noch acties waar.oor een andere subsidie werd toegekend of acties die in de plaats komen van de wettelijk verplichte opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten, noch van de risicoanalyse. De risicoanalyse komt aan bod in artikel I.3.1 van de Codex over het welzijn op het werk. De wettelijk verplichte opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten worden met name bepaald in de artikelen I.3-2, 1.3-4, I.3-5 van de Codex over het welzijn op het werk (zie boek I, titel 3 van de Codex over het welzijn op het werk dat onderaan deze pagina is bijgevoegd).

De acties kunnen niet gefinancierd worden met preventie-eenheden.

Wie kan een subsidie krijgen? 

Zowel ondernemingen als sectoren kunnen een subsidie voor een pilootproject aanvragen.

1. Ondernemingen

De aanvraag kan betrekking hebben op een project uitgevoerd door één onderneming of door verschillende ondernemingen gezamenlijk.

Alle ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de regelgeving inzake de risicogroepen vallen, kunnen vragen om de toekenning van een subsidie voor een pilootproject waarbij het personeel de doelgroep is, , ongeacht hun grootte of bedrijfssector.

In principe is die regelgeving van toepassing op alle werkgevers die personeel tewerkstellen dat onderworpen is aan de socialezekerheidswetgeving (wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), artikelen 189, tweede lid, en 194).

Worden evenwel uitgesloten (KB van 19 februari 2013 tot uitvoering van de artikelen 189, tweede lid, en 194 van de voornoemde wet van 27 december 2006):

  • het Rijk, met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;
  • de Gemeenschappen en de Gewesten;
  • de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
  • de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen, en de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart  1991 betreffende de hervorming  van sommige economische overheidsbedrijven, wat betreft de werknemers tewerkgesteld in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  • de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen, met daarin begrepen het universitair onderwijs; de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de vrije centra voor leerlingenbegeleiding;
  • de provincies, de verenigingen van provincies en de instellingen ondergeschikt aan de provincies;
  • de gemeenten en de verenigingen van gemeenten;
  • de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn;
  • de korpsen van de lokale politie, zoals bedoeld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
  • de wateringen en de polders;
  • de beschutte werkplaatsen en de revalidatiecentra die afhangen van een gemeenschaps- of gewestfonds of -instelling voor de sociale integratie van personen met een handicap of van zijn rechtsopvolgers.

De aanvragers dienen na te gaan of ze onder het toepassingsgebied van de regelgeving betreffende de risicogroepen vallen.

Meer informatie is terug te vinden in de voorstelling van de regelgeving betreffende de risicogroepen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

2. De sectoren

De sectoren kunnen eveneens een subsidie voor een pilootproject aanvragen. Dat veronderstelt de beslissing dat het paritair (sub)comité instemt met het project.

De sectorale fondsen worden als dusdanig niet als aanvragers beoogd. Een sectoraal fonds kan in de aanvraag wel als instelling die verantwoordelijk is voor het project worden aangegeven. De subsidie zal daarbij rechtstreeks aan het fonds worden gestort.

Wat doet de begeleidende organisatie/projectbegeleider?

De begeleidende organisatie/begeleider moet het project in de verschillende mogelijke fasen ervan begeleiden: de informatie en sensibilisering, het bepalen van preventiemaatregelen, de toepassing van de maatregelen en de evaluatie ervan.

De projectbegeleider of de begeleidende organisatie geeft deskundig advies, bijstand en zorgt voor trajectbegeleiding op zich.

De projectbegeleider of de begeleidende organisatie zal de onderneming helpen om de situatie in de onderneming te screenen in functie van de verschillende aspecten waaraan kan worden gewerkt als primaire preventie in de ondernemingen. Naast een analyse van de situatie in de onderneming, initieert de projectbegeleider of de begeleidende organisatie processen waarbij concrete acties van primaire preventie worden gestart of uitgevoerd.

De begeleiding van de pilootprojecten door de projectbegeleider of de begeleidende organisatie is beperkt tot primaire preventie. Het betreft dus niet het begeleiden van werknemers die het slachtoffer zijn van burn-out of er het slachtoffer van dreigen te worden, noch hun re-integratie. Het doorverwijzen of advies en informatie over de mogelijkheden inzake secundaire en tertiaire preventie kunnen evenwel deel uitmaken van primaire preventie.

Het gaat dus niet enkel om een loutere coaching van de werknemers en/of leidinggevenden. De uitvoering van coachingprogramma’s met het oog op veranderingen in de arbeidsorganisatie, kan natuurlijk wel tot de voorgestelde acties behoren.

Meer informatie over de rol van de begeleider vindt u op blz. 12-15 van het advies nr. 2.080 van 27.02.2018.

Aan welke voorwaarden moet de begeleidende organisatie/projectbegeleider voldoen?

Concreet moet de begeleidende organisatie/begeleider aantonen dat hij maatregelen in ondernemingen kan ontwikkelen in meerdere van de volgende domeinen:

  • De arbeidsorganisatie die inzonderheid betrekking heeft op het proces, de communicatiemiddelen, de bedrijfscultuur;
  • De arbeidsvoorwaarden die inzonderheid betrekking hebben op het competentiemanagement, het talentmanagement, het loopbaanmanagement;
  • De arbeidsinhoud die inzonderheid betrekking heeft op de werklast, de autonomie, het contact met derden;
  • De arbeidsomstandigheden;
  • De interpersoonlijke relaties op het werk die inzonderheid betrekking hebben op de relaties met de leden van de hiërarchische lijn, de leiderschapsontwikkeling, de relaties tussen de werknemers.

Kan een interne preventieadviseur psychosociale aspecten / interne dienst voor preventie en bescherming op het werk aangeduid worden als begeleider?

Nee, de begeleider moet een natuurlijke persoon / organisatie buiten de onderneming zijn.

Kan een externe preventieadviseur psychosociale aspecten / externe dienst aangeduid worden als begeleider?

Ja, maar de uitvoering van de risicoanalyse komt uitdrukkelijk niet in aanmerking voor de toekenning van subsidies. Een externe dienst kan geen subsidie krijgen om die analyse in een onderneming uit te voeren.

Een externe preventieadviseur psychosociale aspecten kan daarentegen worden aangeduid als begeleider voor het opstellen van een actieplan omtrent burn-outpreventie en de begeleiding van de onderneming bij de uitvoering van het actieplan, zodra het complexiteitsniveau van de analyse niet verplicht zijn tussenkomst vereist (want dat is een wettelijk verplichte opdracht).

Hoe worden de projecten die een subsidie genieten, geselecteerd?

De aanvragen worden beoordeeld op basis van de krijtlijnen die worden uiteengezet in het advies nr. 2.080 en die vertaald zijn in de regelgeving.

Het budget voor het subsidiëren van de pilootprojecten bedraagt per cyclus 500.000 euro.

Gelet op het budgettair kader en het feit dat de beweegreden van het opzetten van pilootprojecten is om te komen tot een succesvolle aanpak, kan slechts een beperkt aantal aanvragen in aanmerking worden genomen.

Voor de selectie van de aanvragen heeft de Raad een beroep gedaan op onafhankelijke experten. Deze onafhankelijke experten werden gekozen omwille van hun expertise zoals beschreven in het advies nr. 2.080 en vertaald in artikel 14, §1 van het koninklijk besluit van 30 juli 2018. Ze komen uit de academische wereld en hebben praktijkervaring op het terrein. Om de aanvragen op een objectieve manier te kunnen beoordelen hebben de onafhankelijke experten een scoringsmechanisme uitgewerkt op basis van het al dan niet vervullen van de selectiecriteria die voortvloeien uit het advies nr. 2.080 en die vertaald zijn in de regelgeving. Alle aanvragen worden zo gelijk behandeld en afgetoetst aan de krijtlijnen die werden vooropgesteld door de sociale partners om innovatieve en kwaliteitsvolle projecten uit te testen.

Er wordt ook rekening gehouden met de spreiding van de verschillende goedgekeurde projecten over de verschillende sectoren, de verschillende landsdelen en de grootte van ondernemingen om zo tot een globaal evenwicht te komen.

Duur van de projecten?

De projecten belopen maximaal een jaar.

Hoeveel bedraagt de subsidie?

Het forfaitaire bedrag van de subsidie bedraagt 8.000 euro per project.

Voor projecten ingediend door een paritair (sub)comité kan dat bedrag op maximaal 3 keer dat bedrag gebracht worden.

Een aanvrager kan ervoor kiezen om meer kosten te maken voor een bepaald project en zelf een deel te dragen.

De subsidie beoogt niet om de personeelskosten van de aanvrager te vergoeden.

Wanneer een subsidieaanvraag indienen?

De subsidieaanvragen worden ingediend tussen 1 juni en 31 juli (nadat de minister van Werk de beslissing nam om een cyclus van pilootprojecten op te starten op advies van de Raad; dit advies wordt gegeven uiterlijk op 1 april van het voorafgaande jaar).

Wanneer een nieuwe cyclus wordt opgestart, zal een formulier op de website van de NAR geplaatst worden waarmee de aanvraag via elektronische weg zal kunnen gebeuren.

2. De resultaten van de twee afgelopen cycli van pilootprojecten?

In zijn advies nr. 2.218 over de eerste cyclus van pilootprojecten concludeert de Raad dat de aanpak die hij voorstelde, werkt. Waar de door hem voorgestelde aanpak inzake primaire preventie van burn-out effectief in de praktijk werd gebracht, leverden de pilootprojecten de beste resultaten op.

Hij bevestigt daarom de volgende principes als goede praktijken voor de primaire preventie van burn-out:

  • een pluridisciplinaire, brede aanpak. De aanpak dient gericht te zijn op het individu én de organisatie (collectief; de 5 A’s: arbeidsorganisatie, arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden) om echte primaire preventie van burn-out op te leveren.
  • de noodzaak van een participatieve aanpak. Het is immers van belang dat er een draagvlak is voor de aanpak, zowel bij de werkgever/het management als de werknemers.
  • cruciaal hierbij is dat de aanpak mee gedragen wordt door de overlegorganen (ondernemingsraad, comité voor preventie en bescherming op het werk en/of de vakbondsafvaardiging in de onderneming), conform hun respectieve bevoegdheden.
  • de aanpak is structureel ingebed in het strategisch beleid van de organisatie op langere termijn.
  • Het sectorniveau, dat dichter staat bij de ondernemingen in een bepaalde bedrijfstak, kan een dynamiek ontwikkelen die er voor zorgt dat de ondernemingen niet stoppen na de analyse-fase, maar effectief een actieplan ontwikkelen.

Het advies nr. 2.330 over de tweede cyclus van pilootprojecten bevestigt voor de tweede maal deze principes.

Tijdens de tweede cyclus bleek nogmaals het belang om, naast interventies die zich richten op individuele redmiddelen om met uitdagende beroepssituaties om te gaan, zich te richten op het veranderen van de organisatorische context en omstandigheden. De projecten van de tweede cyclus, die werden ontwikkeld en uitgerold tijdens de covid-pandemie, toonden de toegevoegde waarde voor primaire preventie op organisatieniveau, met de nadruk op nabijheid en sociale steun, zoals collegiale ondersteuning. Dit is nochtans slechts één mogelijke interventie en het houdt risico’s in op langere termijn indien niets anders wordt ingezet tegen structurele oorzaken van voortdurende stress. 

3. De aanbevelingen van de Raad voor de acties die in de ondernemingen ondernomen worden voor psychosociaal welzijn en preventie van burn-out in het bijzonder

Op 8 november 2023 richt de Raad aanbeveling nr. 30 aan de ondernemingen en de sectoren met de volgende 6 aanbevelingen voor de acties die in de ondernemingen ondernomen worden voor psychsociaal welzijn en preventie van burn-out in het bijzonder.

De aanbevolen actie in de ondernemingen:

  • is gericht op het verbeteren van de psychosociale werkomgeving in al haar aspecten (holistisch);
  • is gebaseerd op een intern draagvlak;
  • is gemaakt op maat van de onderneming;
  • mikt op zowel snelle verbeteringen als op langdurige/blijvende inspanningen;
  • komt bottom-up tot stand, in dialoog met de verschillende stakeholders in de onderneming, in de eerste plaats de werknemers en hun vertegenwoordigers; en
  • heeft baat bij de expertise die de sectoren kunnen bieden.

De sociale partners zullen de tenuitvoerlegging van hun aanbeveling verder opvolgen.

De adviezen van de Raad en de regelgeving

Advies nr. 2.080 van 27.02.2018
interprofessioneel akkoord 2017-2018 – Burn-out

Advies nr. 2.207 van 23.03.2021
Projecten voor de primaire preventie van burn-out op het werk – Schorsing

Advies nr. 2.218 van 02.06.2021
Projecten voor de primaire preventie van burn-out op het werk – Evaluatie van de eerste cyclus van projecten

Advies nr. 2.330 van 29.11.2022
Projecten voor de primaire preventie van burn-out op het werk – Evaluatie van de tweede cyclus van projecten

Advies nr. 2.357 van 28.03.2023
Pilootprojecten Innovatieve arbeidsorganisatie – Cyclus 2024

Aanbeveling nr. 30 van 08.11.2023 

Aanbeveling aan de ondernemingen en de sectoren over de preventie van burn-out – Voor gezonde werknemers in gezonde organisaties

Engelse versie van de Aanbeveling nr. 30 

Duitse versie van de Aanbeveling nr. 30

Wet van 26 maart 2018
Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie – Artikelen 13 en 14: Projecten preventie burn-out

Koninklijk besluit van 26 november 2013
Koninklijk besluit in uitvoering van artikel 191, § 3, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen

Boek I, titel 3 van de Codex over het welzijn op het werk
De risicoanalyse – artikel I.3.1 van de Codex over het welzijn op het werk.

Voor bijkomende vragen, gelieve ze uitsluitend per e-mail te sturen: burnout@cnt-nar.be